- bewoner
- bewoner, bewoonster{{/term}}1 〈stad, land〉 inhabitant ⇒ 〈huis〉 occupant, 〈stad, tehuis, huis ook〉 resident♦voorbeelden:1 bewoner van een voorstad • suburbanitebewoner van eigen woning • owner-occupier
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.